3 tips voor een goede samenwerking tussen schoolleiders en vaksectievoorzitters
Ik geloof er sterk in dat binnen scholen het geheel meer kan, of sterker nog, móét zijn dan de som der delen. Een goede samenwerking tussen schoolleiders en vaksecties en hun gedeeld leiderschap is mijns inziens dan ook de sleutel tot het realiseren van de ambities. In dit blog geef ik beiden, schoolleiders en vaksecties, drie eenvoudige handvatten om elkaar en het onderwijs te versterken.
Voordat ik twee jaar geleden als trainer/(team)coach bij CPS aan de slag ging, werkte ik als leidinggevende van een onderwijsteam op een middelbare school. Ik maakte er de omslag mee van afdelingsleiders (in mijn geval de tweede fase) naar teamleiders van vaksecties (in mijn geval de mens- en maatschappijvakken). Via deze structuurwijziging kregen de vaksecties een centrale rol in de vormgeving en ontwikkeling van het onderwijs. Het was een keuze van de nieuwe, bevlogen rector. Aanvankelijk was ik zelf sceptisch over deze verandering, maar gaandeweg zag ik dat er nieuwe ruimte ontstond om te bewegen; voor mij als teamleider, maar vooral voor de vaksectievoorzitters en de secties als geheel. Vanuit de inhoud en door samenwerking ontstonden nieuwe lessen of werden bestaande verbeterd. Wat begon als een structuurwijziging, werd een cultuurverandering waardoor samen lerend verbeteren vanzelfsprekend werd.
Terminologie
Ik gebruik de term vaksecties, omdat ik die het meest tegenkom. Soms worden ook andere benamingen gehanteerd, zoals vakgroepen, domeingroepen of expertteams. Het gaat steeds om relatief kleine groepen leraren (twee tot vijftien) die met elkaar verbonden zijn door (aanverwante) vakinhoud. Ik gebruik daarnaast de term vaksectievoorzitters, maar anderen spreken ook van sectieleiders, vakgroephoofden of expertteamleiders. Met schoolleider wordt elk lid van de schoolleiding bedoeld.
Gedeeld of gespreid? “Gespreid leiderschap” is de term die o.a. Frank Hulsbos en Stefan van Langevelde in hun publicatie Gespreid leiderschap in het onderwijs - Elkaar invloed gunnen voor vernieuwing hanteren. Ik kies voor “gedeeld leiderschap”, in de betekenis dat “iets dat je deelt, groter wordt”. Maar dat is voor mij vooral een taalkwestie.
Sectievoorzitters en schoolleiders hebben elkaar keihard nodig
Tegenwoordig kom ik op verschillende scholen in het hele land. Ik merk dat overal dezelfde vragen leven: Hoe zetten we onze vaksecties in hun kracht? Hoe versterken we de leiderschapsrol van vaksectievoorzitters? Hoe vergroten we de samenwerking tussen de schoolleiding en de vaksecties bij het realiseren van de ambities van onze school? Soms gaan deze vragen gepaard met een nieuwe visie op leiderschap. Soms hebben vaksectievoorzitters nieuwe of meer bevoegdheden als onderwijskundig leider (en meer tijd) gekregen. En soms blijft veel zoals het was, maar wil de schoolleiding wel de rol van vaksecties vergroten om oplossingen te vinden voor de uitdagingen van deze tijd. Wat al deze scholen gemeen hebben, is dat vaksectievoorzitters en schoolleiders elkaar keihard nodig hebben. Om samenhang in het onderwijs te creëren is het cruciaal dat ze elkaar ruimte geven, elkaar invloed gunnen en elkaars expertise, rol en gezag accepteren.
Eenvoudige stappen
In mijn begeleidingstrajecten en trainingen ontdekte ik dat sectievoorzitters en schoolleiders eenvoudige dingen kunnen doen om elkaar te versterken, ieder in zijn rol. En dat kan los van welke leiderschapsvisie of structuurkeuze ook. Ik noem er drie:
1. Stem de jaaragenda van schoolleiding en vaksectie op elkaar af
Regelmatig hoor ik dit: schoolleiders brengen een week voorafgaand agendapunten in voor een vaksectieoverleg. Vaksectievoorzitters wachten dit af en schuiven zo nodig de eigen te bespreken (onderwijs)ontwikkelingen in de vaksectie aan de kant. Of: vaksecties zijn gestart met eigen pilots rond bijvoorbeeld formatief toetsen in de les, terwijl de schoolleiding bezig is met visiebepaling en niet weet dat er behoefte is aan regelruimte binnen de school.
Het is natuurlijk belangrijk dat zowel schoolleiding als vaksecties eigenaarschap tonen, ieder op hun eigen terrein. Als je elkaar ruimte geeft en elkaars regie respecteert, bouw je aan onderling vertrouwen. Maar de jaaragenda’s van zowel vaksectie als schoolleiding zijn niet zomaar gerealiseerd, je hebt elkaar nodig. Eigenaarschap gaat dan ook gepaard met de verantwoordelijkheid om elkaar te informeren en elkaar in te schakelen om doelen te realiseren. Afstemmen dus! Het begin van het schooljaar is een goed moment hiervoor, het eind van het vorige nog beter. Door vroegtijdig af te stemmen, draag je bovendien bij aan minder werkdruk en ad hoc-management.
2. Begin de analyse van de onderwijsresultaten in de vaksectie
Over onderwijsresultaten wordt best veel gesproken in scholen. Het eigenaarschap ligt naar mijn mening niet op de juiste plaats wanneer alleen de schoolleider de resultaten op de agenda zet, deze analyseert en bij tegenvallende resultaten in een eindexamenklas het gesprek met individuele docenten initieert. Natuurlijk monitoren schoolleiders de resultaten, maar in de praktijk werkt het vooral goed als het proces van analyse, duiding en verantwoording van resultaten in de vaksectie begint. Dit betekent dat de schoolleider ruimte geeft aan vaksecties om elkaar te ontmoeten en te ontwikkelen, dat hij faciliteert en vooral vragen stelt. Eén keer per jaar een gesprek tussen schoolleider en vaksectievoorzitter over de geanalyseerde en geduide resultaten is al heel effectief. Los van goede of mindere resultaten, maar als gewoonte in de kwaliteitsborging.
Vaksectievoorzitters (en -leden!) kunnen ook een rol pakken. Bijvoorbeeld door examenresultaten te zien als gezamenlijke opbrengst van de vaksectie en door gegevens over determinatie of keuze van vakken gezamenlijk te bespreken, met de héle sectie. Vragen die centraal staan kunnen zijn: Wat zien we? Hoe duiden we niveauverschillen? En wat betekent dit voor de inrichting van ons onderwijs? Door de resultaten gericht te analyseren en interpreteren ontstaan doelgerichte, vakinhoudelijke ontwikkelvragen. Die voeden weer de jaaragenda van de vaksectie.
3. Praat elkaar elke één tot twee maanden bij
Elkaar versterken in de rol, kan alleen als je op de hoogte bent van wat er speelt. Praat elkaar regelmatig bij en plan dat moment ruim van tevoren in. Spreek elkaar in een informele setting, maar niet bij de koffieautomaat. En bespreek dingen die ertoe doen: Hoe het gaat in de vaksectie? Wat houdt de schoolleiding bezig? Wat werkt en wat niet? Zijn we samen nog met hetzelfde bezig? Wat hebben we daarbij van elkaar nodig?
Natuurlijk is het ook belangrijk om bijvoorbeeld (nieuwe) taakbeschrijvingen voor de vaksectievoorzitters te bespreken; deze geven richting en houvast. Het is vaak de schoolleiding die van de voorzitters onderwijskundige leiders wil maken. Dat klinkt logisch, maar gaat niet vanzelf. Vaksectievoorzitters zijn ten eerste leraar en hebben behoefte aan hulp bij het ontwikkelen van leiderschapsgedrag. De schoolleiding doet er goed aan zich dienend op te stellen; door te beginnen met luisteren ben je het meest succesvol. Een passende, volgende stap is vaksectievoorzitters helpen ‘anders vasthouden’ (naar het boek Anders vasthouden van Wouter Hart, 2017, het vervolg op Verdraaide organisaties). Ontwikkel een gedeelde visie op het waarom, wat en hoe van leiderschap – ook dat is samen leidinggeven aan onderwijs(ontwikkeling). Dan wordt geheel meer dan de som der delen.
Voor sommige scholen zijn deze drie handvatten wellicht vanzelfsprekend. In andere kunnen ze daadwerkelijk bijdragen aan nieuwe gewoonten in de onderlinge samenwerking. Het gaat om eenvoudige, concrete stappen die misschien niet altijd urgent lijken, maar wel belangrijk zijn. Ze helpen om uit de waan van de dag te komen en duurzame ontwikkeling te borgen. En het zetten van de eerste stap begint altijd met hetzelfde: leiderschap!