Oude ideeën over onderwijs
Een reflectie op de richting van de inspectie in De Staat van het Onderwijs
“De meeste ideeën over onderwijs zijn niet nieuw, maar niet iedereen kent de oude ideeën”, citeerde waarnemend inspecteur-generaal
Ria Westendorp filosoof Euclides in haar voorwoord van De Staat van het Onderwijs 2024. Een tijdloze uitspraak voor een rapport dat juist zo van deze tijd is.
Het rapport staat vol met ‘oude bekenden’ en benoemt veel negatieve kwaliteitsaspecten die de inspectie is tegengekomen in hun onderzoeken.
Om er een paar te noemen:
- De achteruitgang in de basisvaardigheden
- De forse aantallen herstelopdrachten binnen de basisvaardigheden, met name op het thema 'burgerschap'
- De grote verschillen tussen scholen
- De tekortschietende kwaliteitsborging van de schoolexaminering in het voortgezet onderwijs
- De besteding van incidenteel geld voor het aantrekken en behouden van personeel
- Het toenemende knellen van het leraren- en schoolleiderstekort
- De constatering dat passend onderwijs beter moet
Allemaal thema’s die we al tijden horen over ons onderwijs en die stuk voor stuk alarmerend zijn. Toch is de route die de onderwijsinspectie kiest in de aanbevelingen en de uitwerkingen die de demissionaire minister daarover voorstelt voor mij moeilijk te duiden. De ingeslagen weg leidt volgens mij namelijk tot nog verdere professionele uitholling van onderwijsteams.
Vrijheid en vrijblijvendheid zijn oude ideeën
“Vrijheid mag niet leiden tot vrijblijvendheid” aldus mevrouw Westendorp. De verschillen tussen de scholen zijn in haar ogen te groot en scholen zouden meer moeten leren van de succesvolle scholen. En de dreiging is groot, want zo zegt ze in haar presentatie op het congres: “Als we niet met elkaar bepalen hoe goed onderwijs eruit moet zien, vullen externe partijen als adviesbureaus, educatieve uitgeverijen en huiswerkbureaus de gaten”. Al met al een stevige en bijzonder ongenuanceerde boodschap!
Ik ben ook wel benieuwd wie de ‘we’ dan is de oproep. Demissionair minister Mariëlle Paul voegt er op het congres aan toe dat ze duidelijke keuzes wil maken en focus gaat aanbrengen: de herziening van het curriculum, focus op de basisvaardigheden en evidence-informed werken. Los van de waarde van deze aspecten, is de juiste ‘we’ voor het onderwijs dan het ministerie samen met de inspectie? Dat lijkt me onwenselijk.
De contouren van de onwenselijkheid zien we al in het thema van de basisvaardigheden waar heel sterk op gestuurd is en wat nu ook in het inspectiekader apart benoemd wordt. Het gevolg is dat er meer projecten dan ooit met de titel 'Basisvaardigheden' op de Nederlandse scholen voorkomen. Het zou mij niet verbazen als er inmiddels meer projectleiders ‘Basisvaardigheden’ aangesteld zijn dan er ooit zijn geweest voor het thema ‘Differentiëren’ of ‘Passend onderwijs’. Een twijfelachtige ontwikkeling en een symptoom van oud command and control-denken, die kundige mensen uit de klas haalt en professionalisering in de scholen kunstmatig centraliseert.
Welk idee hanteert de inspectie over kwalitatieve onderwijsontwikkeling? Laten we eens teruggaan naar De Staat van het Onderwijs in 2014.
Toen schreef de inspectie het volgende:
“De vernieuwingen waar veel scholen en opleidingen aan werken zijn divers van aard. Het zijn bijvoorbeeld vernieuwingen in lesaanbod en veranderingen in onderwijstijd. Dit zijn positieve ontwikkelingen; onderwijsvernieuwingen leiden immers tot meer variëteit” (1)
En nog iets verder:
“Alle vernieuwings- en verbeteringsactiviteiten vragen veel van professionals in het onderwijs. Het is prachtig om te zien hoe zij allemaal steeds opnieuw nadenken over het beste onderwijs en de beste plek voor leerlingen. (…) de grote uitdaging voor de komende tijd is om vanuit de middelmaat meer variatie en excellent onderwijs te bieden” (2)
Hoe kan in 2014 variëteit goed zijn, maar nu niet meer? Waarom is het in 2014 de norm om in de eigen school na te denken over het beste onderwijs en zouden we nu de succesvoorbeelden gewoon moeten navolgen?
Er lijkt een groot contrast te bestaan met de toon en boodschap van 2024. Blijkbaar is men inmiddels van mening dat de ontstane verschillen niet meer prachtig zijn en bewegen we nu de andere kant op: meer regie vanuit het ministerie en de inspectie en minder professioneel experiment in de school.
In 2014 werd dus al gezien dat vernieuwingen veel vragen van de professionals in het onderwijs, en toch sturen de inspectie en het ministerie aan op grote verandertrajecten en ontwikkelingen in de scholen. Hoe bereidt deze tendens straks voor op de invoering van nieuwe kerndoelen en examenprogramma’s? Hoe bevordert dit, zoals aanbevolen in het rapport, dat scholen en leraren meer van elkaar gaan leren?
Volgens mij vergroot het alleen maar het risico op professionele uitholling en onder druk matig geïmiteerde ‘succesvoorbeelden’. De centraliserende aanpak verhoogt de druk die bij vernieuwingen gelegd wordt op de professional. Belangrijk verschil met 2014: de veranderingen komen nu niet van gemotiveerde onderzoekende vakmensen . Zij worden meer en meer uitvoerder waardoor de druk alleen maar toeneemt en de motivatie dreigt af te nemen.
Dan wordt evidence-informed werken geen professionele impuls, maar een manier om werkwijzen af te dwingen. Dan worden projecten om de basisvaardigheden te versterken geen docentgestuurde professionalisering maar bestuursgedreven implementatieprogramma’s. Dan wordt het aanschaffen van methodes geen professionele keuze maar blinde hoop dat het helpt omdat er toch geld genoeg komt uit de subsidies. Alsof we niet al lang weten dat de docent in de klas altijd het meeste verschil maakt, in een professioneel lerend team. De inspectie wist het in 2014 ook al, al lijkt ze het nu even niet meer te kennen.
De verstandige route?
Het idee van een door de staat gedreven curriculum en centralistische aanpak in het onderwijs is al oud. Het idee van onderwijsvrijheid ook. Onder beide dominante beelden zijn er periodes geweest waarin het onderwijs sterk was en tegenviel. Leren van de goede scholen is zeker verstandig, maar dat is in mijn optiek wat anders dan een succesvoorbeeld van een sterke school leidend laten zijn.
Het risico blijft dat die aanpak in een andere context niet werkt, dat het bewijs van het goede voorbeeld te anekdotisch was en dat we het met kopiëren van het voorbeeld eerder erger maken dan beter. Volgens mij wil je de gezonde basis van professioneel experiment in ieder school met de bijbehorende variëteit toejuichen, niet ontmoedigen.
En als methodemakers, adviseurs en huiswerkinstituten het risico zouden zijn, moet de inspectie en het ministerie dan wel die rol zelf willen vervullen? Een ministerie dat zich meer en meer begeeft op het terrein van een adviesdienst of methodemaker met het Masterplan Basisvaardigheden, en de indruk wekt te kunnen vertellen wat werkt op basis van bewezen effectieve methoden, werkt dat kwalitatief professioneel handelen van docenten in de hand? Een professioneel team zoekt externe expertise, een krachtige methode, onderwijskundig advies en begeleiding wanneer ze dat nodig hebben, niet wanneer deze bij de subsidie wordt opgelegd.
Als inspectie en ministerie het evidence-informed werken echt omarmen en voorschrijven, zouden ze volgens mij zien dat kwalitatieve en professionele ontwikkeling niet tot stand komt met geforceerde subsidies, met externe basisvaardighedenteams en met het kopiëren van succesvoorbeelden. En ook dat idee is niet nieuw, zoals het NRO publiceert in de Leidraad werken aan onderwijsverbetering. (3)
Onderwijskwaliteit komt tot stand in professionele en kundige onderwijsteams door de volgende aanbevelingen uit de Leidraad ter hand te nemen:
- Komt tot een onderbouwd en gedragen verbeterplan
- Zorg voor een proces van uitvoeren, monitoren, bijstellen en borgen
- Stimuleer een onderzoekende houding
- Stimuleer samen leren in een team
- Benut kennis en expertise
- Creëer een schoolklimaat waarin leiderschap wordt gespreid
Met de ingeslagen centraliserende en sturende weg waarin inspectie en ministerie samen optreden, met de toon en de boodschap van De Staat van het Onderwijs en de reacties die demissionair Minister Paul er in het beleid op inzet, wordt het scholen moeilijker gemaakt om deze aanbevelingen gedegen uit te voeren. Vooral het stimuleren van de onderzoekende houding en samen leren in het team komt in de verdrukking.
Dat wat volgens de inspectie in 2014 nog te prijzen was in de scholen, staat het meeste onder druk. Dan is waarschuwen voor een overname door educatieve uitgevers of adviesbureaus echt een geval van barking up the wrong tree.
Zoals gezegd zijn de meeste ideeën over onderwijs niet nieuw. Ik zou de inspectie daarom willen aanraden de eigen oude ideeën serieus te blijven nemen, alsmede
de nieuwste leidraden waarin te vinden is wat een echte onderwijsverbeteraar al lang weet:
Echt verbeteren voor de leerlingen in ons onderwijs
doe je in de school met het hele team
Niet in De Staat van het Onderwijs.
1 .De staat van het onderwijs, hoofdlijnen uit het Onderwijsverslag van 2013/14, p.44.
2. De staat van het onderwijs, hoofdlijnen uit het Onderwijsverslag van 2013/14, p 48.
3. https://www.onderwijskennis.nl/kennisbank/leidraad-onderwijsverbetering-vo