Kwaliteiten van leerlingen als logisch bruggetje naar burgerschapsvorming
Op een school start een bordsessie waarvoor leerlinglijsten zijn opgehangen. De school wil in het kader van burgerschap meer aandacht besteden aan de kwaliteiten van leerlingen. Elke docent heeft de opdracht om een eigenschap of kwaliteit van de leerling te noemen, los van wat de leerling presteert voor zijn of haar vak. Verschillende docenten komen erachter dat zij van een behoorlijk aantal leerlingen buiten de vak-en toetsresultaten weinig tot niets weten. Schoolteams kunnen zich afvragen of het voor burgerschap wel echt nodig is dat docenten kwaliteiten van de leerlingen kennen.
Kwaliteiten zijn eigenschappen die tot de kern van een persoon horen. Welke kenmerken maken mij uniek? Op welke kwaliteiten kan de omgeving een beroep op mij doen? En wat zijn dan mijn onderscheidende en herkenbare kwaliteiten?
Leren over jezelf en de relatie met anderen
Als een leerling wordt aangesproken op zijn uniciteit helpt dit de leerling zich bewust te zijn van zijn eigen identiteit en waarde voor zijn omgeving. Vanuit de relatie met zijn omgeving en de ander, wil een leerling zich ook graag gezien en competent voelen. Niet alleen het cognitieve leren, maar ook het leren over jezelf en je relatie met een directe omgeving behoren immers tot de taken van de school (Biesta, 2018). Het bespreken en kennen van eigen kwaliteiten en die van medeleerlingen wordt daardoor een logische aanleiding voor een gesprek in de les. Wanneer de docent het gesprek aangaat over wat ieders kwaliteiten zijn en wat dit betekent voor de leerling zelf en zijn omgeving, zijn klasgenoten, maakt hij hen bewust van de diversiteit in een klas en in de samenleving. De docent laat de leerlingen ervaren dat zij niet alleen deel uit maken van de groep, maar dat zij ook een wezenlijke bijdrage leveren aan het karakter van de groep.
Goed burgerschap begint met persoonlijk leiderschap
Oefenen voor goed burgerschap gaat dus ook over zorg dragen voor jezelf en voor de ander. Het gaat over je bewust zijn van je eigen kwaliteiten en die van anderen. Goed burgerschap heeft daarom alles te maken met persoonlijk leiderschap. Dit betekent dat je jezelf steeds opnieuw verhoudt tot je omgeving en je keuzes kunt maken die pendelen tussen wat je zelf wilt en wat de ‘buitenwereld’ van jou verwacht. Persoonlijk leiderschap nodigt je ook uit om je vooringenomenheid even te parkeren en eerst zelf te onderzoeken naar wat voor jou klopt. (Biesta, 2019).
Het kwaliteitenspel als aanjager van gesprek
Zoals we in een eerder blog al schreven doet de taalvaardigheid van de leerling er toe bij het leren en ontwikkelen van de leerling. Een goede en speelse manier voor docenten om een gesprek aan te gaan over kwaliteiten van leerlingen is het Jeugdkwaliteitenspel (CPS, 2018). Het spel bevat kaartjes met kwaliteiten aan de hand waarvan het gesprek wordt gestart. De kaartjes kunnen op verschillende manieren worden ingezet en gaan uit van woorden en beelden die te maken hebben met positieve eigenschappen. De docent doet zelf ook mee en is onderdeel van het gesprek.
Aan de slag
Terug naar het voorbeeld aan het begin van dit blog. Docenten besluiten de kwaliteitenkaartjes in hun klas in te zetten om iedere leerling in de klas de kans te geven zich uit te spreken over zijn kwaliteiten en die van de ander en om het gesprek op gang te brengen over zelf herkenbaar zijn. De docenten merken dat door het gesprek over deze kwaliteiten een positieve en prettige sfeer in de groep ontstaat. Met hulp van de kaartjes gaan de leerlingen s eerder met elkaar in gesprek en er komt onderling meer aandacht voor elkaar. We weten het wel, maar kunnen het mogelijk niet vaak genoeg herhalen in het onderwijs, kwaliteiten zien en benoemen doet er toe.
Nieuwsgierig geworden?
Het spel is te koop via onze webshop. Wilt u verder aan de slag met burgerschapsonderwijs, persoonlijk leiderschap of taal op uw school? Neem dan contact op met Naomi Baggelaar (primair onderwijs) of Els Loman (voortgezet onderwijs).