Hoe effectief zijn de anti-pestprogramma’s op scholen?
Om scholen te ondersteunen zijn er tientallen ‘anti-pestprogramma’s’ op de markt. Doel: pesten verminderen. Maar werken ze wel? Omdat het effect van pesten zo groot is, is het van maatschappelijk belang om na te gaan in hoeverre dit soort programma’s in de Nederlandse onderwijspraktijk nu écht het pesten en gepest worden vermindert.
'Wat werkt tegen pesten?' is de naam van een in 2018 uitgevoerd grootschalig landelijk onderzoek. In opdracht van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap hebben 14 medewerkers van 5 universiteiten in Nederland en het Trimbos Instituut de effectiviteit van kansrijke programma’s tegen pesten in de Nederlandse onderwijspraktijk onderzocht door zo’n 8.000 kinderen vertrouwelijk naar pesten te vragen.
Wat laat het onderzoek zien?
Wie zich echt wil verdiepen en de effecten van de verschillende anti-pestprogramma’s wil weten, kan het beste het hele onderzoek zelf lezen. Dat kan via: www.watwerkttegenpesten.nl
Voor snel, eerste inzicht geef ik hierbij een overzicht van de bevindingen:
- Leerlingen worden meer/vaker gepest dan ze vertellen aan ouders en leerkrachten. 1 op de 14 leerlingen wordt meerdere keren per week gepest.
- Er zijn grote verschillen tussen klassen en scholen onderling in de mate waarin er regelmatig wordt gepest. In 7.4% van de klassen wordt geen enkele leerling regelmatig gepest, terwijl in 15,6% van de klassen een kwart of meer van de leerlingen regelmatig gepest wordt. Meer dan de helft van de leerlingen (55%) geeft aan dat hun leerkracht niet of slechts eenmalig aandacht aan pesten heeft besteed voorafgaand aan de invoering van de onderzochte programma’s.
- Pesten blijkt in het PO binnen een schooljaar te kunnen worden verminderd met behulp van een specifiek op pesten gericht programma.
- Universele programma’s (d.w.z.: gericht op de gehele klas) worden slechts beperkt uitgevoerd, ondanks dat ze door de school zelf zijn gekozen. Beperkt uitgevoerd wil zeggen: lang niet alle lessen worden gegeven, de mate waarin en de effectiviteit hangt samen met o.a. ervaren werkdruk, ruimte en motivatie van de leerkracht.
- Pesten verminderen kán (zie punt 3).
- Regelmatige monitoring van persoonlijke ervaringen van leerlingen is essentieel (zie 1) om op basis daarvan een aanpak te kiezen die passend is, reëel is om uit te voeren en om te kunnen monitoren of de gekozen aanpak inderdaad werkt.
- Pesten op VO en SO is een groot en onopgelost probleem. Debet hieraan zijn o.a. de organisatiestructuur (schaalgrootte en frequente wisselingen van docenten voor een groep) alsook de hoge gevoeligheid van deze categorie leerlingen voor sociale vergelijking met leeftijdgenoten. Bovendien vindt pesten vaak plaats buiten bereik van de school, door sociale media.
- Pesten verminderen kan bemoeilijkt worden door de organisatorische context. Genoemd als voorbeelden van ‘organisatorische context’ worden o.a. de beperkte uitvoering (zie 4.) als ook bijvoorbeeld de huidige organisatie van zorg voor jeugd die belemmerend kan werken in de school. Ook diffuse verantwoordelijkheden daarin tussen school en gemeente, kan zorgen dat e.e.a. moeilijk van de grond komt.
- Er is meer nodig dan lesgeven en oefenen. Er zijn ook subtielere gedragingen nodig van leerkrachten en veranderingen in de organisatie en schoolcultuur. Vaardigheden, attitude, gedrag en kennis van leerkrachten blijkt van grote invloed op sociale relaties en leerprestaties in de klas.
Er is meer nodig dan een methode
Ik zeg zo vaak: liever een goede leerkracht zonder methode, dan andersom. Daar ligt de meest belangrijke kern van de uitkomst van het onderzoek wat mij betreft. We kunnen nog zoveel protocollen en anti-pestprogramma’s in het leven roepen en kinderen sociaal wenselijk gedrag aanleren, in de kern gaat het om onze binnenkant (attitude). Het gaat om bewustzijn en intrinsieke motivatie, om aardig willen zijn, willen samenwerken, willen inleven: een leerproces dat van binnen begint en de leerkracht is daarbij de aangever, voorlever: het rolmodel.
Integrale aanpak met de 7 gewoonten
Er zijn méér elementen die samen werkzaam moeten zijn om een positief en veilig schoolklimaat te creëren. De leerkracht is daarin het absolute middelpunt!
The Leader in Me biedt op basis van ‘de 7 gewoonten van effectief leiderschap’ van Stephen R. Covey precies dát: een integrale aanpak,voor de hele school. Het gaat om het ontwikkelen van 7 krachtige gewoonten en je begint bij jezelf: een leerproces eerst met de leerkrachten, daarna met de leerlingen. Het effect van deze aanpak, van het werken met de 7 gewoonten, is dat leerkrachten en leerlingen ‘aan’ komen te staan. Er ontstaat bewustzijn op handelen en zicht op het eigen aandeel in interacties. Een cultuur van bewust keuzes maken, verantwoordelijkheid oppakken in plaats van afwachten en planmatig en doelgericht zijn gaat groeien en samenwerking lukt!
Intussen werken meer dan 100 scholen in Nederland met deze 7 gewoonten. De belangstelling in PO en VO is groot. Geen wonder! De samenhang van werkzame elementen, het integrale karakter is wat Leader in Me uniek en duurzaam maakt.
Nieuwsgierig geworden naar de aanpak van The Leader in Me?
Maak snel een afspraak of neem direct contact op met Anne Arink.