4 misverstanden over differentiëren
Vrijwel dagelijks begeleiden wij docenten en scholen bij het implementeren van differentiëren in de lessen. Wij merken dat er soms onduidelijkheid bestaat over wat differentiëren wél en niet inhoudt. Daarom gaan we in dit blog in op een aantal ‘misconcepties’ over differentiëren.
1. Differentiëren is hetzelfde als werkvormen inzetten in je les
Differentiëren is niet altijd hetzelfde als het inzetten van werkvormen in de les. Laten we om dit te verduidelijken beginnen met onze definitie van differentiëren:
Differentiëren is het bewust, doelgericht aanbrengen van verschillen in instructie, verwerking en leertijd binnen een (heterogene) groep of klas leerlingen, op basis van onder andere hun prestaties, beheersingsniveau, leervoorkeur, interesse, motivatie en tempo.
Differentiëren is bewust, d.w.z. je kijkt naar de behoeften van je leerlingen en zet dan een passende differentiatievorm in:
-
- Differentiëren in instructie: leerlingen krijgen meer (verlengde) of minder instructie
- Differentiëren in verwerking: leerlingen krijgen verdiepende opdrachten of keuzes in werkvormen of onderwerpen
- Differentiëren in leertijd: leerlingen kunnen versnellen of vertragen en/of worden voorbereid op de toekomstige lesstof (met instructiefilmpjes)
Daarmee onderscheidt differentiëren zich van activerende didactiek. Bij activeren van leerlingen of variatie in de les zet een docent willekeurig werkvormen in om de lessen gevarieerder te maken en leerlingen actiever, terwijl bij differentiëren deze werkvormen bewust worden gekozen op basis van waargenomen verschillen tussen leerlingen.
Het onderscheid tussen differentiëren en activeren of variëren verduidelijken we aan de hand van de Expert-werkvorm. Bij de Expert-werkvorm verdeelt een docent leerstof in verschillende delen. Elke leerling bestudeert/onderzoekt een deel. Vervolgens wisselen de leerlingen deze stof onderling uit.
Wanneer een docent de klas in groepjes verdeelt en vervolgens de leerlingen in een groepje willekeurig de leerstofdelen toedeelt/laat verdelen, is er sprake van variëren.
Wanneer een docent bewust nadenkt over welke leerlingen wat nodig hebben en vervolgens de verdeling van de leerstof daarop aanpast, is er sprake van differentiëren.
Voorbeelden zijn bepaalde leerlingen verdiepende leerstof te geven of leerlingen bewust een bepaalde taak of rol te geven/hiervoor te laten kiezen.
Daarmee is differentiëren meer dan het inzetten van werkvormen in de les en dus meer dan een ‘trucje’. Het begint bij het goed kijken wat leerlingen nodig hebben en hen ook zelf dit inzicht te geven. Daar speel je vervolgens op in met differentiatie. Goede manieren hiervoor zijn het inzetten van een keuzebord of keuzemenu.
2. Je differentieert wanneer je open opdrachten gebruikt
Een ‘open’ opdracht is een opdracht waardoor een leerling enige mate van vrijheid heeft in het antwoord/het resultaat. Dit in tegenstelling tot een gesloten opdracht, zoals een meerkeuzevraag.
Het gevolg van het werken met open opdrachten is dat leerlingen verschillende opbrengsten uit deze opdracht kunnen halen. Zo zullen sterke of gemotiveerde leerlingen meer mogelijkheden in zo'n opdracht vinden, vergeleken met klasgenoten die met dezelfde opdracht aan de slag zijn gegaan. Hoe opener de opdracht, hoe meer differentiatiemogelijkheden deze bevat. Er is echter pas sprake van differentiëren als deze opdracht bewust is ingezet, rekening houdend met verschillen tussen leerlingen. Deze redenering gaat bijvoorbeeld op voor ‘open’ opdrachten/werkvormen, zoals de onder punt 1. genoemde Expert-werkvorm, Placemat, Denken-Delen-Uitwisselen etc.
3. Differentiëren is hetzelfde als gepersonaliseerd leren
Het begrip gepersonaliseerd leren roept verwarring op, omdat er geen eenduidige definitie bestaat. Het kan geïnterpreteerd worden als leerling gestuurd onderwijs, maar ook als een individuele of divergente benadering. Wat ons betreft zijn er wél duidelijke verschillen tussen differentiëren en gepersonaliseerd leren. Wij zien differentiëren als het uitgangspunt van gepersonaliseerd leren, waarbij wordt omgegaan met verschillen in de les op een docent gestuurde wijze en gewerkt wordt met maximaal drie subgroepen.
4. Een gedifferentieerde les is de beste les
Differentiëren is een middel om in te zetten wanneer je verschillen tussen leerlingen waarneemt. Bij nieuwe lesstof of wanneer je de klas nog niet goed kent, hoeft differentiëren dus niet per sé. Dat maakt dat een gedifferentieerde les niet beter is dan een klassikaal-frontale les met instructie voor iedereen of dan een gevarieerde les. Wanneer verschillen tussen leerlingen wél naar voren komen, kan differentiatie echter noodzakelijk zijn om de les voor docent én leerlingen te verbeteren.
Wij hopen hiermee een aantal vragen rondom differentiëren beantwoord te hebben. Heb jij nog een vraag over differentiatie? Plaats die dan als reactie op dit blog en wij zullen spoedig reageren.